Geldende afspraken
De vorming van een samenwerkingsgemeente is een daad van geloof en overtuiging.
Tegelijk vraagt het om zorgvuldigheid en het maken van duidelijke afspraken.
Dat kan van belang zijn voor de eigen gemeente, voor de beide kerkverbanden, maar ook vanwege de plek van de kerk in de maatschappij (KvK, ANBI) en eventueel tegenover de burgerlijke rechter (zaken rond rechtspersoonlijkheid en rechtsgang).
Zie hierover verder de algemene pagina ‘samenwerkingsgemeente’ op deze site.
De CGK hebben in Bijlage 8 (onder 3c) de samenwerkingsgemeente als volgt getypeerd:
‘Bij de voortgang van het nauwer samenleven kan het komen tot een samenwerking waarbij de beide plaatselijke gemeenten vergaderen als één gemeente, uitkomend in de eenheid van leer, dienst en kerkregering’ (waarbij blijft gelden dat deze nauwere samenleving zuiver plaatselijk en voorlopig is).
Sinds het besluit van de GS 2019-2022 geldt het Model Samenwerkingsgemeente (met de wijziging die de CGK_synode daarin aanbracht) als het vigerende recht voor samenwerkingsgemeentes, zie de pagina ‘samenwerkingsgemeente‘.
Met de invoering van de KO 2014 van de GKv werd ook de Generale regeling voor de vorming van een samenwerkingsgemeente van kracht. Daarin zijn besluiten van eerdere synodes (o.a. GS Zwolle-Zuid 2008) en elementen uit het DOE-model overgenomen.
Het model dat in deze Generale Regeling is opgenomen, is inmiddels achterhaald. De GKv en ook de NGK hebben het nieuwe model van DOE aanvaard, zie de pagina ‘samenwerkingsgemeente‘